Excuses als immateriële schadevergoeding bij AVG-schendingen
Oktober 2025, Noortje Lavrijssen
Regelmatig komt in het nieuws dat een bedrijf of organisatie de regels van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (‘AVG’) niet heeft nageleefd. Is er sprake van een AVG-schending, dan kan de persoon wiens persoonsgegevens het betreft (‘de benadeelde’) aanspraak maken op een vergoeding van de daardoor geleden schade op grond van art. 82 AVG. Het kan daarbij gaan om materiële schade, maar ook om immateriële schade. Materiële schade is schade die in geld is uit te drukken. Denk aan de situatie waarin sprake is geweest van een datalek, als gevolg waarvan iemand aan de haal is gegaan met persoonsgegevens en deze persoonsgegevens daadwerkelijk heeft misbruikt door op naam van die persoon producten te bestellen. In zo’n geval is de schade in geld uit te drukken, omdat de opstelsom van de factuurbedragen van de geplaatste bestellingen de schade betreft. Immateriële schade is moeilijk in geld uit te drukken, omdat het hierbij gaat om schade die wordt veroorzaakt door verdriet, pijn en/of gederfde levensvreugde. In het geval van een datalek kan het dan gaan om ergernis, woede en/of frustratie van de persoon wiens persoonsgegevens zijn gelekt, en mogelijk ook vrees voor misbruik van de gelekte persoonsgegevens.
Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat het ontvangen van excuses door een benadeelde als zeer waardevol wordt ervaren. Excuses kunnen daarom worden gezien als een geschikte remedie om immateriële schade te compenseren. In het arrest A/Ptac van het Hof van Justitie van 4 oktober 2024 (ECLI:EU:C:2024:854) zijn prejudiciële vragen gesteld over de uitleg van art. 82 lid 1 AVG. In dit arrest ging het om de Letse autoriteit voor consumentenrechtenbescherming (‘Ptac’) die een video heeft verspreid in het kader van een campagne waarin een personage voorkomt die een bekende Letse journalist imiteert. De Letse journalist (‘A’) heeft daar geen toestemming voor gegeven en heeft zich verzet tegen het maken en verspreiden van de video. Desondanks heeft Ptac de video online laten staan. Daarop start de Letse journalist een gerechtelijke procedure, waarin hij zich op het standpunt stelt dat Ptac onrechtmatig heeft gehandeld door zijn persoonsgegevens zonder zijn toestemming te gebruiken en te verspreiden. Hij vordert een schadevergoeding van € 2.000,00 en excuses van Ptac ter compensatie van de door hem geleden immateriële schade.
In eerste aanleg veroordeelt de bestuursrechter Ptac tot het staken van de onrechtmatige handelswijze, tot betaling van een schadevergoeding van € 100,00 en tot het aanbieden van openbare excuses. In hoger beroep wordt Ptac wederom veroordeeld tot het staken van de onrechtmatige handelswijze en tot het publiceren van excuses op de website van Ptac, maar de vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen. In cassatie stelt de hoogste Letse rechter de volgende prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie:
- Moet art. 82 lid 1 AVG zo worden uitgelegd dat de onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens, die een inbreuk vormt op de AVG, op zichzelf een ongerechtvaardigde inbreuk op het subjectieve recht van een persoon op gegevensbescherming kan vormen en voor die persoon schade kan opleveren?
- Moet art. 82 lid 1 AVG zo worden uitgelegd dat het, wanneer het niet mogelijk is om de toestand te herstellen zoals die was voordat de schade werd veroorzaakt, er niet aan in de weg staat dat als enige schadevergoeding voor immateriële schade de verplichting wordt opgelegd om excuses aan te bieden?
- Moet art. 82 lid 1 AVG zo worden uitgelegd dat het er niet aan in de weg staat dat omstandigheden die tekenend zijn voor de houding en beweegredenen van de verwerkingsverantwoordelijke (bijvoorbeeld de noodzaak om een taak van algemeen belang te vervullen, het ontbreken van de bedoeling om schade te berokkenen of moeilijkheden om het rechtskader te begrijpen) worden aangewend als rechtvaardiging om een lagere vergoeding voor de schade vast te stellen?
Het Hof van Justitie oordeelt ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag dat art. 82 lid 1 AVG zo moet worden uitgelegd dat een inbreuk op bepalingen van de AVG op zichzelf niet voldoende is om te kunnen spreken van ‘schade’ in de zin van art. 82 lid 1 AVG. Met andere woorden: de benadeelde die schadevergoeding verzoekt, moet niet alleen de AVG-schending aantonen, maar ook dat hij door die schending daadwerkelijk schade heeft geleden. Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag oordeelt het Hof van Justitie dat het aanbieden van excuses een passende compensatie voor immateriële schade kan vormen, met name wanneer het onmogelijk is om de toestand te herstellen die vóór het ontstaan van die schade ontstond. Daarbij is het wel van belang dat de geleden schade volledig wordt vergoed. Ten aanzien van de derde prejudiciële vraag oordeelt het Hof van Justitie dat art. 82 lid 1 AVG eraan in de weg staat dat rekening wordt gehouden met de houding en beweegredenen van de verwerkingsverantwoordelijke om de betrokkene eventueel een vergoeding toe te kennen die lager is dan de schade die hij daadwerkelijk heeft geleden, omdat het hier gaat om gezichtspunten die in art. 83 lid 2 AVG staan. Art. 83 AVG ziet op de administratieve boete als sanctie op een inbreuk op de AVG, en niet op de schadevergoeding als sanctie, die geregeld is in art. 82 AVG.
Het arrest A/Ptac is baanbrekend, omdat het de eerste keer is dat het Hof van Justitie oordeelt dat excuses een zelfstandige of aanvullende vergoeding van immateriële schade kunnen vormen wanneer er sprake is van een AVG-schending. Dat betekent overigens niet dat dit arrest zo moet worden geïnterpreteerd dat in art. 82 lid 1 AVG een wettelijke grondslag kan worden gelezen voor excuses als remedie bij immateriële schade als gevolg van AVG-schendingen. Hier bevatte namelijk het nationale recht van de lidstaat waar de procedure werd gevoerd – Letland – de grondslag voor excuses als remedie. Met andere woorden: het aanbieden van excuses als een vorm van immateriële schadevergoeding voor schade die wordt veroorzaakt door overheidsinstanties wordt in de Letse wet erkend.
Niet iedere lidstaat van de Europese Unie heeft wettelijke regels waarin excuses als vorm van immateriële schadevergoeding worden erkend. Dit geldt bijvoorbeeld voor Nederland. Ook is er in veel lidstaten geen rechtspraak voorhanden waarin excuses als remedie ter compensatie van immateriële schade worden erkend. In Nederland worden vorderingen tot het aanbieden van excuses slechts sporadisch toegekend, en als het gebeurt dan lijkt dat veelal min of meer toevallig te gebeuren, omdat de excuses zijn opgenomen in een gevorderde rectificatie, die vervolgens letterlijk wordt toegewezen door een rechter.
Nu de AVG geen bepalingen bevat rondom de begroting van de schade en voor dit aspect daarom teruggevallen moet worden op de nationale wetgeving van de verschillende lidstaten, heeft het arrest A/Ptac voor de meeste lidstaten van de Europese Unie – waaronder Nederland – op dit moment weinig betekenis. Pas wanneer er sprake is van een wetswijziging, op grond waarvan excuses als remedie om immateriële schade te compenseren worden erkend, zal het arrest A/Ptac betekenisvol zijn. Het kan daarbij gaan om een wetswijziging op nationaal niveau, maar het zou beter zijn wanneer de AVG op dit punt gewijzigd zou worden, zodat excuses in alle lidstaten van de Europese Unie als remedie voor immateriële schade bij AVG-schendingen worden erkend.
Is dit een onderwerp waarover je graag wat meer zou willen lezen? Noortje Lavrijssen (onderzoeker bij het lectoraat Recht & Digitale Technologie en universitair docent Aansprakelijkheidsrecht aan de Open Universiteit) en Lianne Wijntjes (universitair hoofddocent Aansprakelijkheidsrecht aan de Open Universiteit) schreven samen een annotatie en een tijdschriftartikel naar aanleiding van het arrest A/Ptac van het Hof van Justitie. Hieronder tref je de vindplaats van de annotatie en het tijdschriftartikel aan.
N. Lavrijssen & L.A.B.M. Wijntjens, ‘Excuses als immateriële schadevergoeding bij schending van artikel 82 AVG; annotatie bij HvJ EU 4 oktober 2024, C-507/23, ECLI:EU:C:2024:854 (A/Ptac)’, TVP 2025/3, p. 101-104 (beschikbaar via het Boomportaal van Boom)
N. Lavrijssen & L.A.B.M. Wijntjens, ‘Excuses als passende remedie voor AVG-schendingen’, NTBR 2025/27 (beschikbaar via Inview Essential van Kluwer)